Herinneringen uit de Wederopbouwtij
Marijke Braakhuis
Marijke Braakhuis was tot zij overleed lid van de Historische Werkgroep. Haar herinneringen aan de wederopbouwtijd zijn hier ongeredigeerd weergegeven.
Het zal april, mei 1947 zijn geweest. Papa kwam thuis en vertelde dat hij een fiets voor mama had. Hij stond beneden in het gangetje, niet in de werkplaats. Wij naar beneden. Hij was prachtig. Ik dacht: niet nieuw, maar wel heel mooi. Nu kunnen we naar opa in Hilversum.
Mijn vader was loodgieter. Wij woonden boven de werkplaats op het Nieuwe Kerksplein, in een piepklein bovenhuis. Mijn ouders hadden toen zeven kinderen. De oudste twee jongens, 15 en 14, zaten op het seminarie op kostschool. Mijn vader werkte in die tijd vaak voor voorwerpen ("ik heb vandaag twee wastafels verdiend"). Zo had hij mama's fiets waarschijnlijk ook verdiend. Een half jaar na de oorlog kwam hij thuis met een Frans fietsframe met Hollandse wielen. Een ramp; die fiets was altijd kapot, ook al omdat wij, de vier kinderen geboren tussen 1933 en 1939, er vaak met ons vieren op zaten. Wij noemden hem de RF (rotfiets), maar we hadden hem nodig.
Nu mama ook een fiets had, konden we naar Hilversum. Daar woonde de familie van mijn moeder. Papa maakte voor Frankie een lig-zitgeval van ijzer en linnen, achterop mama's fiets. Zondag eerst naar de mis van zeven uur, daarna eten en voor negen uur zaten we op de fiets. Mama met Frankie; mijn zus van dertien op de RF met iemand achterop. Mijn vader had een stevige transportfiets met achterop een ijzeren frame voor zijn werktas. Maar als we er op uit trokken, had hij daar iets van hout met kussens op gemaakt. We zaten met z'n tweeën achterop, met steuntjes voor onze voeten.
We reden via Heemstede door de Meer. Hoofddorp – Aalsmeer – Uithoorn. Daar stopten we dan even. Een rustpauze; niet voor de kinderen en papa maar voor mama en vooral voor Frankie. Ach, Frankie; geboren in de hongerwinter, februari 1945. Een zevenmaandskindje. Hij moest eigenlijk naar de couveuse-afdeling in het ziekenhuis. Maar, had de dokter gezegd, daar gaat hij zeker dood. Stop hem maar in het reiswiegje en zet hem onder de kachel. Mijn moeder heeft hem heel lang gevoed. Het was een lief jongetje met een paar donkerbruine ogen, maar verder was het niet veel. Hij was nu twee jaar en een paar maanden, maar hij kon nauwelijks lopen. Mama haalde hem uit zijn mandje, tutterde wat aan, liet hem een paar stapjes doen. Na een kwartier gingen we verder naar Mijdrecht, links aanhouden, dan naar de brug van Loenersloot.
Voor twaalven waren we in Hilversum. Dat moest ook, want mijn opa, een strenge man maar wel lief, maakte na twaalven geen koffie meer en voor de kinderen geen chocolademelk. Mijn opa was weduwnaar, hij woonde in een groot huis met een grote tuin en een schommel en heel veel speelgoed. Er waren twee tantes die allerlei spelletjes met ons deden. Een paradijs! En altijd lekker eten. Er waren altijd ooms en tantes met hun kinderen. Een huis vol; opa genoot!
Na het warm middageten ging opa naar bed en mijn moeder en Frankie ook. De kinderen gingen wandelen of leerden kaartspelen. Om vier uur was er een Lof in de kerk aan de overkant. Opa gaf ons een handvol kleingeld mee voor de collecte; hij collecteerde zelf. De avondboterham was voor ons te laat. Het werd ingepakt en wij op de fiets weer terug naar Haarlem.Bij Mijdrecht was toen een soort speeltuin. Daar stopten we om boterhammen te eten. Papa en mama namen thee, wij kregen er ranja bij, en was er nog wat tijd over dan mochten we de speeltuin in. Maar mama wilde altijd voor zeven uur thuis zijn, voor Frankie. Dat lukte ook altijd wel. Wassen en meteen naar bed. Het was een prachtdag geweest.
Als wij in die periode geen fietsen hadden gehad dan waren we nergens gekomen. In de grote vakantie fietsten we ook naar Twente; in Goor woonde de familie van mijn vader.
Wij waren daar altijd welkom, zeker vanwege dat kleine bovenhuis in Haarlem. We fietsten in die tijd heel wat af, vaak zonder onze ouders. Banden plakken was ons geleerd. We kregen een dubbeltje mee om naar huis te bellen als er iets gebeurde. ("Maar altijd bij elkaar blijven!""Ja pap. Dag!") En dan bleven we een hele dag weg.
Een nieuw dak
Direct na de oorlog was er veel werk, ook voor mijn vader als loodgieter. Er was alleen nog niet veel materiaal. Het duurde zo'n jaar of twee voordat er genoeg zink, lood, koperen buis en ijzer was. En op wastafels, wc-potten en badkuipen moest nog langer gewacht worden. In het begin was het dus voornamelijk lapwerk. Maar, er was werk.
Mijn vader had in die tijd een volwassen loodgieter in dienst, ene Joop. Vanuit de oorlogstijd gebleven, was hij eigenlijk een gieter van loodjes. Joop werkte drie dagen bij mijn vader en drie dagen in Heemstede als geelgieter (koper). En dan was er "de jongen". Knullen van 15, 16, 17 jaar die ongeveer drie jaar bleven om het vak te leren. Het meeste werk was achterstallig onderhoud. Maar niet alles kon opgelapt worden en dan moest er toch [bijvoorbeeld] een nieuw dak komen. Er zijn eenvoudige daken maar ook daken met een kil, een dakvenster etcetera. Bij zo'n opdracht ging mijn vader eerst kijken, rekenen en alles opmeten. Daarna werd er een paar dagen in de werkplaats gewerkt, vooral de zink-afdeling. Alles moest gemaakt worden, de goten, de daklijsten, de vergaarbakken met kiezel- en bladerenrooster, de regenpijpen, dakvensters en de gekken (dat zijn afsluitingen op schoorstenen die rook er uit laten en geen regen of vogelpoep er in). Tegenwoordig ga je naar de Technische Unie en bestel je alles, al dan niet van plastic. De goten en daklijsten werden in lengtes van 1m20 klaargemaakt en op het dak aaneen gesoldeerd.
Een dag van tevoren werd alles klaar gezet. Een tot vier keer een lading voor de bakfiets. Onze houten zwarte handkar had de hongerwinter niet overleefd: opgestookt.
Op de bakfiets kwam een stellage. Daarop kwam de houten schuifladder. Een grote zware ladder. Hij moest door twee man getild worden maar uitgeschoven kwam hij voorbij drie verdiepingen. Een groot dekzeil, een gasfles, een brander, een zwarte teil met teerblokken. Touwen, zakken, bezems en sloopmateriaal. Mijn vader en Joop op de fiets. De grote knecht op de bakfiets. En de "jongen" holde er omheen, zorgde dat alles op zijn plaats bleef, duwde de bakfiets mee de 'hoogtes' op, en remde mee af als alles naar beneden ging.Bij het huis aangekomen, belde mijn vader aan, ging binnenshuis naar boven met een rol touw en stond even later op het dak.De ladder stond er al gauw en die werd met touw goed verankerd. Twee man naar boven en met touw werd alles naar boven gehesen.
De lege bakfiets ging terug naar de zaak, stellage er af en zijstukken er op, en dan weer terug met asfaltpapier, maar vooral de onderlaag, een dik viltachtig soort papier, en wat lengtes hout, en weer terug naar de werkplek.
Ondertussen was het kiezel verwijderd. Niet weggegooid; mijn vader was gek op oud, vies, vet kiezel: het houdt van boven het water tegen en van onder de warmte, vooral in de winter.
Dan kwam er een spannend moment: het strippen van het oude dak. Was het hout er onder nog wel goed? Hoe zag de onderkant van de schoorsteen er uit? Kleine schade werd gerepareerd ("Jongen, ga de metseltrog met alles er op en er aan halen") maar grote houtschade, dat was foute boel. Wanneer mijn vaders humeur 's middags bij het warme eten niet al te best was, zeiden wij kinderen: "verrot hout". Joop werd naar de timmerman gestuurd: zoveel lengtes hout moest er komen, en eventueel vragen om een "mannetje" mee te sturen. Dat was in die tijd een goede samenwerking. De smid woonde tegenover ons, de timmerman aan het eind van de straat, de elektricien "over de singel" en Ottekim, een kleine aannemer met een metselaar, tegelzetter en stukadoor, aan de Westergracht. En die lui hielpen elkaar. Wanneer een metselaar ergens een loden pijp tegenkwam - wat was het? Waterafvoer of gas? dan zei Ottekim: ga Braakhuis halen en laat hij zijn drukinstallatie meenemen.
Ondertussen was de derde lading met de bakfiets aangekomen: meer asfaltpapier en vooral de zinken goten en daklijsten. Er was al veel afval en oud zink. Dat kon terug naar de zaak. Het zink in de zinkkelder en het afval bij het andere afval.
Dan de rest van het zinkwerk meenemen, maar "je rijdt op de terugweg langs het Tuinlaantje, tegenover de schouwburg, en haalt bij Filipo vier zak grind. Goed opladen want ik wil niet dat mijn zinkwerk in kreukels aan komt!""Ja, baas," en daar ging de "jongen" weer.
Er werd intussen hard doorgewerkt, maar er werd ook tijd genomen om tussen de middag thuis warm te gaan eten. Als het hout goed was…
Na het eten werd de "jongen" opgedragen om al het afval samen met dat in de werkplaats naar de Gemeentereiniging te brengen, en terug te komen met de stellage weer op de bakfiets.
Op het einde van de middag waren dus drie en halve man bezig op het dak, en omdat ze in die tijd rustig tot zes uur of later door gingen, kwam het werk klaar. Mijn vader werd altijd panisch als het dak 's avonds niet dicht was. Met wat geluk kon het resterend materiaal, met gereedschap en ladder in één keer mee naar de werkplaats; anders werd er twee keer gereden.
Na de eerste regenbui ging mijn vader op zijn fiets altijd even langs, klom het dak op, keek alles na, en informeerde of er nog lekkages waren. Die waren er natuurlijk niet!
Het Jaarboek gaf jaren geleden de doorslag. Annelies Homburg en haar echtgenoot besloten vanwege de inhoud lid te worden van de Historische Vereniging Haerlem. Annelies had gewerkt als redacteur en auteur voor het striptijdschrift Sjors, het tijdschrift dat later opging in Eppo. Ook was zij docent Nederlands op het Novacollege.
Een oproep van Marjorie Vroom om de werkgroep Jeugd, de Jonge Muggen, te versterken was een eerste stap om zich aan te melden als vrijwilligster voor de vereniging. Het vrijwilligerswerk is inmiddels aardig toegenomen. Annelies heeft ook zitting in de stuurgroep van het Historisch Café dat de bijeenkomsten programmeert. Mocht u nog een keer deelnemen aan een excursie in huize Welgelegen, het provinciehuis aan de Paviljoenslaan, dan loopt u gerede kans om haar daar tegen het lijf te lopen als rondleider. Verder is zij vrijwilligster bij de Nieuwe Bavo, waar zij zorg draagt voor het vervaardigen van publicaties en teksten voor brochures. Tenslotte verleent zij ook nog haar medewerking aan de wijkkrant van het Ramplaankwartier, die op gezette tijden verschijnt en dat al heel lang doet.
De werkgroep Jonge Muggen bleek bij kennismaking een geoliede machine te zijn. Veel activiteiten waren al in gang gezet om de jeugd kennis te laten maken met de geschiedenis, vooral die van Haarlem. Haar eerste werkzaamheden waren een bijdrage aan het inmiddels zo goed als beëindigde project 'Wie wat bewaart die heeft wat'. Scholen konden per leerjaar kiezen een culturele instelling te bezoeken, zoals de bibliotheek, Teylers museum of het Frans Hals Museum. De groepen 4 kwamen in De Hoofdwacht. Voorafgaand aan dat bezoek werd een leskist naar de school gestuurd, zodat op school het bezoek al voorbereid kon worden Het rondbrengen van al die kisten was destijds nog een hele onderneming! Annelies heeft wat persoonlijke bezittingen in een kist in de Tademakamer neergelegd om kinderen het gevoel te geven hoe je met je eigen verleden om kunt gaan. Haar eigen poëziealbum bijvoorbeeld, waarin persoonlijk verleden is vastgelegd. Wie wat bewaart, die heeft wat! Tegenwoordig maken de scholen zelf hun keuzes; De Hoofdwacht wordt helaas wat minder bezocht dan het spannender Archeologisch Museum…
De werkgroep breidde zich ondertussen uit. Zij bestaat nu naast Annelies uit Guy Rocourt (voorzitter), Andrea Roosen, Ingrid Bartels, Corrie Versteeg en Angèle Ferron. Nu wordt veel meer aandacht besteed aan optredens in historische kostuums, ontworpen en genaaid door Corrie, om de verbeelding van de leerlingen te prikkelen. De Tachtigjarige Oorlog was afgelopen jaar een belangrijk thema. De schrijver van het dagboek over het beleg van Haarlem, Verwer, vertolkt door Guy, vertelt eerst zijn belevenissen, de kinderen gaan vervolgens naar het archief waar Annelies als Kenau haar uiterste best doet om ervoor te zorgen dat de stadspoorten gesloten blijven. De leerlingen van de basisschool ontmoeten bij De Hoofdwacht vervolgens een hongerige bewoonster (Angèle), die smeekt om de poorten van de stad juist te ópenen. Het was immers niet meer uit te houden van de honger. Een tante van Lieven de Key (Ingrid) vertelt bij de Vleeshal over de immigratie van de Vlamingen die toen bijna de helft van de inwoners van de stad uitmaakten. Zo worden tijdens dat optreden verschillende kanten van het beleg van Haarlem belicht. Op een van die bijeenkomsten vroeg een meisje aan Annelies: "Mevrouw, hadden ze in die tijd ook al horloges?" Zo leerde Annelies van de kinderen extra op te letten bij een optreden of alles wel klopt. Op verzoek van basisscholen biedt de werkgroep in overleg ook andere tijdsbeelden aan. Op dit moment staat de Tweede Wereldoorlog in de belangstelling.
En daar was nog de webquest over Coornhert. U heeft die via de site van de Vereniging natuurlijk al bekeken, en heeft gezien hoe de tijdgenoten rondom Coornhert in afbeelding en gesproken tekst zijn leven becommentarieerden. De eindredactie van de teksten was in handen van Annelies. Ook stelde zij, samen met Marjorie Vroom (Rondje om de kerk) en met Andrea (Leer mij Haarlem kennen) een boekje voor kinderen samen. Aan de hand van vragen bij foto's wordt een wandeling om de Oude Bavo gemaakt. Ten slotte heeft Annelies ook een Gevelstenenspeurtocht voor basisschoolleerlingen opgesteld: Kijk eens omhoog!
Inmiddels wordt het onderhuis van De Hoofdwacht gehuurd door de vereniging. Een escaperoom is in voorbereiding met als thema Oom Gips, genoemd naar de legerarts die destijds in Haarlem het gipsverband heeft uitgevonden: Antonius Mathijsen Je kunt het onderhuis pas verlaten als alle vragen over oom Gips zijn beantwoord. In voorbereiding is de Museumkidsnight op zaterdag 19 oktober: ook De Hoofdwacht is dan geopend. Allerlei uit de historie bekende Haarlemmers lopen daar dan rond om hun verhaal te vertellen. Samen met de werkgroep bereidt Annelies deze voor.
Annelies zou graag zien dat de interne communicatie bij de vereniging verbetert. Veel werkgroepen weten van elkaar niet wat de activiteiten zijn, laat staan welke gezichten er bij horen. De bijeenkomst van alle werkgroepen op dinsdag 7 mei jl. is een stap op een weg die veelbelovend is. De organisatie van grotere reizen zoals dat in het verleden gebeurde, brengt leden soms veel dichter bij elkaar. Misschien dat dat in de toekomst weer een keer kan gebeuren. En wat de vereniging vooral nodig heeft, is de deelname van meer jongeren om haar toekomst veilig te stellen. Wie weet wat de activiteiten van de Jonge Muggen hieraan nog zullen bijdragen.
Korte verhalen, onderzoeken, interviews, wetenswaardigheden of artikelen die zeer de moeite waard om (nog eens) te lezen.
Klik op een afbeelding in het overzicht of op de titel om het desbetreffende artikel te lezen.
Afbeelding | Korte omschrijving | Auteur |
Stoomtram van Haarlem naar AlkmaarHet beginpunt lag op het Kennemerplein. De lijn liep via Schoten en Santpoort naar Velsen-Zuid, waar het Noordzeekanaal werd overgestoken. Dit artikel is eerder verschenen in het jaarverslag van de St. Historisch Genootschap De Blauwe Tram. |
Jan Rijksen April 2024 |
|
Beijnes en de NZH tramsBeijnes, al in de negentiende eeuw een bekende naam door de bouw van rijtuigen die door paarden werden getrokken, verlegde later de productie naar rijtuigen op rails. Dit artikel is eerder gepubliceerd in Rail Magazine |
Jan Rijksen Februari 2024 |
|
Waren zij werkelijk zo slecht?Een onderzoek naar de kwaliteit van de onderwijzers op het platteland van Noord- en Zuid-Holland 1801-1810 Dit artikel is in december 2021 gepubliceerd in het Historisch Tijdschrift Holland |
Dick van Gijlswijk December 2021 |
|
De zorgen van schoolmeester Jan MuntjewerfOnderwijzers in Schoorl en omstreken en hun problemen aan het begin van de negentiende eeuw. Dit artikel is eerder verschenen in het Jaarboek 2021 van de Cultuur-historische Vereniging Scoronlo |
Dick van Gijlswijk 2021 |
|
Hoe een Haarlemse Mug een Amsterdamse Joffer werdSamen met acht andere bevriende kunstenaressen richtte Coba Ritsema een kunstenaarsvereniging op, die door de kunstcriticus Albert Plasschaert als de Amsterdamse Joffers werd geïntroduceerd. |
Klaas de Jong 2019 |
|
Straatnamen toegelichtAlle straten, pleinen, bruggen en hofjes hebben tegenwoordig namen. Vroeger was dat anders. Tot halverwege de negentiende eeuw werden adressen, en hele straten, aangeduid naar hun plek ten opzichte van iets anders. Bijvoorbeeld: “In die straete achter de peerdenmarkt, tegenover waar De Bonte Kraai uithangt”. Dat was in een kleine stadskern voldoende om de weg te vinden. In onze tijd werkt dat niet meer. Maar kent u de precieze betekenis van uw straatnaam? |
Leny Wijnands Oktober 2021 |
|
Spaarnebruggen in HaarlemHaarlem wordt ook wel de Spaarnestad genoemd, naar de rivier. Het Spaarne snijdt de stad in een oostelijke en een westelijke helft. Maar de mens heeft hersens gekregen om ze te gebruiken; al gauw werden er bruggen gebouwd om met droge voeten aan de overkant te komen. Veel van die overbruggingen stammen al uit de middeleeuwen, maar omdat alles slijt, werden de bruggen vele malen vervangen. |
Leny Wijnands Oktober 2021 |
|
Historische SinterklaasavondenIn een akte uit het Grafelijk leenregister is te lezen dat graaf Floris V, graaf van Holland en Zeeland, verklaart “...aan Jan van Haarlem, knaap, gegeven te hebben een kamp [=stuk grond] dat Berkenrode heet, op Sinte Nicolaes avont 1284...”.. Het is misschien wel de oudste vermelding van Sinterklaasavond in onze cultuur, al betrof het hier waarschijnlijk een schenking op een heiligendag en niet zozeer een pakjesavond. Maar dat de naamdag van de heilige bisschop al in die tijd werd gevierd, staat vast. |
Leny Wijnands Oktober 2021 |
|
Dat werkt als HaarlemmerolieOudere Haarlemmers hebben geen uitleg nodig bij deze slagzin, die spreekwoordelijk werd. |
Leny Wijnands Augustus 2021 |
|
De geschiedenis van het Provinciehuis in HaarlemDat Haarlem de hoofdstad van de provincie Noord-Holland is, daar staan we niet elke dag bij stil. Het Provinciaal Bestuur zetelt ook in onze stad. Veel Haarlemmers rijden er regelmatig gedachteloos langs: het Provinciehuis van de provincie Noord-Holland, op de hoek van Paviljoenslaan en Dreef, waar de Haarlemmerhout begint. Een imposant gebouw. Maar deze fraaie behuizing is niet altijd Provinciehuis geweest. Het gebouw heeft een interessante geschiedenis. |
Leny Wijnands Juni 2021 |
|
Oom Gips in HaarlemKrak – au! Maar een gebroken arm of been wordt ‘gezet’ en met een gipsverband onbeweeglijk gemaakt; daarmee is het eerste leed betrekkelijk snel voorbij en kan het genezingsproces beginnen. |
Leny Wijnands April 2021 |
|
Hofstede Het Klooster te Schoten en zijn bewonersHet Klooster een hofstede en lustoord voor de Amsterdamse rijken in wat nu de Transvaalbuurt heet in Haarlem-Noord. Barbara Kooij neemt u mee naar de geschiedenis van dit lustoord. |
Barbara Kooij Januari 2021 |
|
Lion d'Or, van tapperij naar vier-sterren-hotelOoit klonk er de stem van de populaire artiest Lou Bandy en vierde voetbalclub HFC Haarlem er zijn kampioensfeest met een groot diner. Nog steeds is het een geliefd hotel bij toeristen en zakenlui, maar fricandeau met sperziebonen, een van de hoofdgerechten van 50 jaar geleden, kan men er niet meer eten. |
Annemarie van Heerikhuizen November 2020 |
|
Kent u onze vrijwilligers?Annelies Homburg vertelt. De 'Jonge Muggen' gaan haar ter harte, en die niet alleen! |
Dick van Gijlswijk September 2019 |
|
Het Scheepmakerskwartier nadert zijn voltooiingAan de oostelijke Spaarneoever is dan een nieuw buurtje verrezen dat door de gemeente Haarlem in wervende foldertaal Scheepmakerskwartier is gedoopt. |
Pieter Winters September 2019 |
|
Sporen van Joods leven in HaarlemWe herdenken elk jaar begin mei de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Toch weten maar weinig Haarlemmers iets af van de geschiedenis van de Joodse inwoners van Haarlem. |
Corry Anema-Groesbeek Februari 2018 |
|
Herinneringen uit de WederopbouwtijdMarijke Braakhuis haalt herinneringen op uit de wederopbouwtijd, de tijd na de Tweede Wereldoorlog |
Marijke Braakhuis |